A Jack of all trades
Mogelijk ben ik erfelijk belast, maar ik heb interdisciplinariteit nooit zo goed begrepen. Het begon er natuurlijk mee dat ik ben opgegroeid met een vader die aan de ontbijttafel Copernicus en Karl (te weten: Popper) in een adem noemde. En met het feit dat ik op mijn twaalfde verjaardag zowel de Montaigne als Kant kreeg. Je had de werkelijkheid nodig om ideeën te formuleren, en omgekeerd. Ik had ook nog het geluk aan een universitaire instelling te studeren, Wageningen (toen nog een hogeschool), die bestond (en bestaat) uit slechts één faculteit. In die tijd was zoiets als een vast curriculum niet maatgevend, en mocht je in feite alles doen wat je hartje begeerde. In mijn geval omvatte dat zoveel mogelijk vakken volgen, van tropische veehouderij en voeding tot landmeetkunde en adatrecht.